2 Kronieken 18:3

SVWant Achab, de koning van Israel, zeide tot Josafat, den koning van Juda: Zult gij met mij gaan naar Ramoth in Gilead? En hij zeide tot hem: Zo zal ik zijn, gelijk gij zijt, en gelijk uw volk is, zal mijn volk zijn, en wij zullen met u zijn in dezen krijg.
WLCוַיֹּ֜אמֶר אַחְאָ֣ב מֶֽלֶךְ־יִשְׂרָאֵ֗ל אֶל־יְהֹֽושָׁפָט֙ מֶ֣לֶךְ יְהוּדָ֔ה הֲתֵלֵ֥ךְ עִמִּ֖י רָמֹ֣ת גִּלְעָ֑ד וַיֹּ֣אמֶר לֹ֗ו כָּמֹ֤ונִי כָמֹ֙וךָ֙ וּכְעַמְּךָ֣ עַמִּ֔י וְעִמְּךָ֖ בַּמִּלְחָמָֽה׃
Trans.wayyō’mer ’aḥə’āḇ meleḵə-yiśərā’ēl ’el-yəhwōšāfāṭ meleḵə yəhûḏâ hăṯēlēḵə ‘immî rāmōṯ gilə‘āḏ wayyō’mer lwō kāmwōnî ḵāmwōḵā ûḵə‘amməḵā ‘ammî wə‘imməḵā bammiləḥāmâ:

Algemeen

Zie ook: Achab, Gilead, Israël (koninkrijk), Juda (koninkrijk), koningen van Juda

Aantekeningen

Want Achab, de koning van Israel, zeide tot Josafat, den koning van Juda: Zult gij met mij gaan naar Ramoth in Gilead? En hij zeide tot hem: Zo zal ik zijn, gelijk gij zijt, en gelijk uw volk is, zal mijn volk zijn, en wij zullen met u zijn in dezen krijg.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וַ

-

יֹּ֜אמֶר

zeide

אַחְאָ֣ב

Want Achab

מֶֽלֶךְ־

de koning

יִשְׂרָאֵ֗ל

van Israël

אֶל־

tot

יְהֽוֹשָׁפָט֙

Jósafat

מֶ֣לֶךְ

den koning

יְהוּדָ֔ה

van Juda

הֲ

-

תֵלֵ֥ךְ

-

עִמִּ֖י

Zult gij met

רָמֹ֣ת

naar Ramoth

גִּלְעָ֑ד

in Gilead

וַ

-

יֹּ֣אמֶר

En hij zeide

ל֗

-

וֹ

-

כָּמ֤וֹנִי

tot hem: Zo

כָמ֙וֹךָ֙

zal ik zijn, gelijk

וּ

-

כְ

-

עַמְּךָ֣

uw volk

עַמִּ֔י

zal mijn volk

וְ

-

עִמְּךָ֖

-

בַּ

-

מִּלְחָמָֽה

zijn, en wij zullen met zijn in dezen krijg


Want Achab, de koning van Israel, zeide tot Josafat, den koning van Juda: Zult gij met mij gaan naar Ramoth in Gilead? En hij zeide tot hem: Zo zal ik zijn, gelijk gij zijt, en gelijk uw volk is, zal mijn volk zijn, en wij zullen met u zijn in dezen krijg.


Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!